top of page

Een scheve waarheid

ree

Ons ongekend vermogen om dingen te verzinnen en dus niet alleen maar te zien wat er echt is, is een menselijke superkracht. Zonder verbeelding zouden we nauwelijks in staat zijn iets te willen, een andere toestand voor te stellen dan waarin we ons bevinden. Naast werkelijkheidszin (het is wat het is) heeft de mens een vermogen om zich voor te stellen dat alles ook heel anders zou kunnen zijn. Daarvoor hoef je niet meer waarde te hechten per se aan wat er is dan aan wat er niet is. Verbeelding maakt andere werelden voorstelbaar; het stelt ons in staat om een andere werkelijkheid te verkennen: een scheve waarheid.


Verbeelding associëren wij met fantasie of verzinsel of in het beste geval creativiteit. En in het slechtste geval met valse voorstelling van zaken: een waanbeeld over de wereld (dat verbeeld je je maat) of jezelf (wat verbeeld je je wel?). Maar elke verbeelding berust voor het grootste deel op werkelijkheid. Kinderen zijn er beter in zich dingen te verbeelden en in doen alsof. Het beeld dat een kind van de wereld krijgt is geworteld in de relatie met de mensen om haar heen. Indrukken van de wereld: veilig, wordt er naar mij geluisterd, mag ik iets willen? Komen samen in een blauwdruk die niet onveranderlijk is, maar je latere leven beïnvloedt. Als je bent opgegroeid met de ervaring dat je geen enkele macht hebt over wat er gebeurt, is de kans groot dat je daarnaar gaat handelen, waardoor de kans toeneemt dat anderen de regie over je leven overnemen, waardoor je overtuiging dat je machteloos bent wordt versterkt. Self fullfilling prophecy.  Hebben we wel een inzicht in onze wereld, weten we hoe totaal de opsluiting in je eigen gedachten kan zijn, en hoe moeilijk het is om daaruit te breken? De route die je kiest, het denkpad dat je daartoe volgt, wordt gemakkelijker als je ze vaker volgt, waardoor je ze weer vaker volgt et cetera. Er ontstaan gedachte sporen:

-            Gedachten hebben wel iets van de zee, vond de vliegende vis, anders kon je ook niet in ze verzinken. En ze hebben ook rotsen, zei hij, waar ze tegenaan beuken en stranden waar ze niet verder kunnen en baaien. De egel knikte, Hij vond dat gedachten wel iets hadden van struikgewas, met stekels en doornen en hier en daar een paadje erdoorheen dat moeilijk te vinden is - (Toon Tellegen; De egel dat ben ik) -

Dit is hoe een denkpad zich vormt. Een klein paadje tussen stekels; iemand probeert iets, baant zich een weg, zijn volgers volgen de sporen en definiëren daarmee het pad; er ontstaat een vanzelfsprekende route, overduidelijk een gebaande weg. Bij een ingeslepen gedachtespoor, een bestaande route komen de volgers vanzelf. Onze hersenen sturen op efficiëntie en vermijden onnodige inspanningen. Wat meer moeite kost, wordt domweg moeilijker te zien. Zo beschouwd is het een wonder dat we wel eens van gedachten veranderen. En als dat gebeurt, dan doen we dat vaak niet alleen, maar als een reactie op een verschuivende mening om ons heen.


Megafoonman Er bestaat een bewezen babbeleffect. Groepen zijn geneigd degene die het langst en het luidst aan het woord is, tot leider te kiezen, waarbij het minder uitmaakt wat hij precies zegt en of dat ergens op slaat. Stel je voor dat op een feestje mensen in kleine groepen met elkaar staan te praten. Dan komt de megafoon man binnen en de mensen keren zich half om en luisteren. Het is onmogelijk om hem niet te horen en dus beïnvloeden zijn woorden de gesprekken. Zijn tekst wordt gesprek onderwerp en nu gaat het alleen nog  over het megafoonman onderwerp en of de gasten er wel of niet mee eens zijn. Ze kunnen slechts nog op hem reageren en als zijn woorden simpel zijn -zelfs met een megafoon houden complexe zinnen de aandacht moeizaam vast- zullen gesprekken vanzelf versimpelen .We denken vaak dat spraak het gevolg is van onze gedachten: we denken iets en formuleren vervolgens een zin. Maar het omgekeerde is net zo goed waar. De gesprekken die we voeren bepalen wat en hoe we kunnen denken, want we vinden en verfijnen onze gedachten terwijl we zoeken naar woorden. Maar dat zoeken vereist ruimte en die wordt nu ingenomen door de Megafoonman. Om de aandacht vast te houden, beperkt hij zich tot roddels, nietszeggende uitspaken en zaaien van angst.


Ons denkvermogen heeft zich niet ontwikkeld om de wereld op een redelijke wijze te bekijken, wiskundige problemen op te lossen of desinformatie op te sporen. We horen graag dat wat ons eigen gelijk bevestigt en zijn goed in het vinden van fouten in de argumenten van de ander. We accepteren zelden dat er aan ons eigen perspectief iets ontbreekt. Als iemand zegt dat je ongelijk hebt en niet bereid is te luisteren naar wat jij daar tegenin brengt, voel je je gedwongen om je standpunt met hand en tand te bevechten. Het gaat niet meer over abstracte feiten, maar over wie jij bent en wat je waard bent. Als dat gebeurt kan alle ruimte uit het gesprek verdwijnen, een verkramping die je tot in je botten voelt.


Tussen geloof en ongeloof Iemand is pijnvrij door een magische handoplegging en zegt: ”Maar ik geloof het nog steeds niet”. Iemand is aanhanger van de flat-earth-theorie; terwijl hij de wereld tweemaal heeft rondgezeild. Em die sticker: Everybody else is wrong!


Menselijke intelligentie heeft zich in een lange periode gevormd. Overleven in een gevaarlijke omgeving wordt makkelijker als je kunt samen leven in een groep. Deze kunst om samen te leven vraagt veel van onze hersenen – het wordt gezien als de belangrijkste reden voor ons grote hoofd – en beïnvloedde de manier van ons redeneren. Om het vol te houden in een groep helpt het vooral om je te conformeren met wat in de groep normaal gevonden wordt. Dus zijn we er veelal niet op uit om te achterhalen wat nu eigenlijk waar of niet waar is. Wat er in ons hoofd pas echt toe doet is de waarheid van onze naasten. We zijn groepswezens en kijken naar anderen om te leren wat waar is, terwijl we tegelijk amper kunnen verdragen om zelf niet gezien te worden.

 

Weinig is zo eenzaam als een werkelijkheid die je met niemand deelt. Je kunt niet blijven geloven in Sinterklaas, wanneer iedereen om je heen daarmee opgehouden is. Nietsche beschrijft de drang naar een gedeelde waarheid als een maatschappelijke verplichting. Liefde voor de waarheid is volgens hem een plicht om volgens conventies te liegen, kuddegewijs in een voor allen bindende stijl. Wat overblijft is een gestolde werkelijkheid die we vergeten te bevragen, een illusie waarvan we vergeten zijn dat het een illusie is. Hij had geen ongelijk.

We geloven vooral waar we het toch al mee eens zijn. Dat geldt voor iedereen, maar wordt sterker naarmate je op een gebied meer kennis verzamelt: de expertise paradox. Specifieke kennis krijg je door training: aandacht richten op een onderwerp, door ervaring op te doen en te toetsen. Dus kan een expert doorgaans sneller en beter een situatie inschatten.  Maar die snelheid is gebaseerd op een verwachtingspatroon en veronderstelling dat het heden overeenkomt met wat je al weet. Als de omstandigheden veranderen, kost het de expert moeite om zich aan te passen. Hij stelt geen “domme” vragen van een beginner. De geest van de beginner bevat vele mogelijkheden, die van de expert maar weinig. Zoals in het sprookje het een kind is die roept dat de keizer geen kleren aan heeft. De werkelijkheid van zo’n jong kind en van beginners in het algemeen is nog buigbaar. Hoe meer je gaat investeren in specifieke waarheid, des te moeilijker wordt het om die waarheid te onderzoeken. Daar is een naam voor : het illusory truth effect. Onbewust testen we de waarheid of de waarschijnlijkheid van een uitspraak door te vergelijken wat we al weten en vinden. Een uitspraak die vaak wordt herhaald klinkt vertrouwd, voegt zich bij wat we al denken te weten en si daardoor eenvoudiger door het brein te verwerken. Omdat het brein stuurt op efficiëntie, wordt zo’n schijnbare bekende uitspraak sneller als waarheid aangenomen en zijn we meer geneigd in leugens te geloven, als we ze vaker hebben gehoord. We zijn erop gebouwd om kuddegewijs te liegen of in elk geval te geloven, ongeacht of dat waarin we geloven een leugen of de waarheid is. Dus kun je mensen zonder veel moeite ergens naar laten kijken, alleen al omdat een ander groepje dat al doet. Wij zijn nu eenmaal geneigd dat een grotere groep geen ongelijk zal hebben; de keizer moet wel kleren dragen. Dat is niet onterecht: een groep is beter in het beantwoorden van vragen. Een diverse groep is verrassend adequaat in het gemiddelde antwoord; dus als er een verscheidenheid aan meningen aanwezig is en vooraf niet beïnvloed is door elkaar of iemand anders. Een groepsdiscussie kan de uitkomst verbeteren, maar niet als een visie overstemd wordt – wie het luidst spreekt, heeft niet perse gelijk, maar krijgt het meestal wel (Megafoonman). In dat verband is het principe van de Tiende Man zinvol. Als er negen mensen het eens zijn over een onderwerp ter tafel, wordt er een tiende man aangewezen, die de opdracht heeft om tegen argumenten te bedenken en aan de orde te stellen.  

Bijna alle mensen hebben maar af en toe greep op de werkelijkheid. Slechts een paar dingen die eigen belangen en ideeën illustreren zijn werkelijk voor hen; andere dingen die in feite even reëel zijn, lijken voor hen abstracties. Het kost ons moeite om levens van andere mensen met andere ideeën als werkelijk te zien, vooral als het gaat om politiek beleid. Daar zijn de Megafoonmannen meestal aan het woord. Vanuit je eigen groepswerkelijkheid hoor je graag hoe vreemd andere mensen zijn; we maken ons zelden zorgen om feiten die we niet zien, de werkelijkheden die ons ontgaan.  Dan is het ook moeilijker om echt te luisteren, zonder direct te willen ontkennen wat de ander zegt – naar complexere verhalen die ver van je afstaan en tegelijk dichterbij zijn dan je denkt. Het is moeilijk om uiteenlopende werelden te zien in je straat of team, om de vaak tegenstrijdige waarheden te erkennen die daarbij horen. Je wil de wereld ervaren als betrouwbaar, de werkelijkheid als gewoon waar, als een bodem om veilig op te staan. Als die bodem wordt weggeslagen is dat een traumatische ervaring. Alles spreekt vanzelf; niets is meer vanzelfsprekend, de woorden schieten te kort, er zijn geen woorden voor, als we in een werkelijkheid worden gestoten waar het licht verblindt, ons ruggenmerg verwond wordt. Een waarheid hoe scheef ook waarin je gelooft, laat je niet zomaar los.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 

©2022 door Ton Stroucken. Met trots gemaakt met Wix.com

bottom of page